De wieg van onze natuurgids voor deze excursie had in Tegelen gestaan, maar hij was al als peuter met zijn ouders naar Nieuw-Zeeland verhuist en sprak zelf geen Nederlands. Hij kon het wel verstaan. Het was een echte natuurliefhebber die met veel kennis en enthousiasme verslag deed van wat we allemaal zagen.
Australische purperkoet
De eerste korte stop was bij een weiland waarin een Australische purperkoet (in het Engels Australian swamphen) liep. Het is niet met zekerheid te zeggen wanneer deze vogels in Nieuw-Zeeland terecht zijn gekomen, meest waarschijnlijk is dat ze ongeveer 400 jaar geleden zijn gekomen via de Maori. Inmiddels leven er meer van deze vogels in Nieuw-Zeeland dan in Australië. Ze zijn familie van het meerkoetje en de waterhoenen. De foto's zijn vanuit het busje gemaakt en daardoor wat minder goed van kwaliteit.
Royal Albatross Centre - roodsnavelmeeuwen
Een wat langere stop werd er ingelast bij het Royal Albatross Centre. Bij dit centrum is de enige broedkolonie van de noordelijke koningsalbatros op het vasteland. Alle andere broedplaatsen van deze vogels zijn op kleinere eilanden rond Nieuw-Zeeland. Rond het centrum was ook een grote broedkolonie van roodsnavelmeeuwen.
Drie fases in het leven van een roodsnavelmeeuw.
Het kuiken dat nog maar net uit het ei is.
Een jonge vogel die nog niet de kenmerkende rode snavel en rode poten heeft.
En de volwassen vogel.
Twee meeuwen uitkijkend over zee en een meeuw vliegend boven het water.
Noordelijke koningsalbatros
Bij het Royal Albatross Centre was een plek waar je uitkeek op zee en waar de albatrossen af en aan vlogen. Het was prachtig om te zien. De excursie was bovendien zo gepland dat we er stonden aan het eind van de middag en dan heb je de grootste kans om de vogels te zien vliegen. Op een foto van een albatros in de lucht is eigenlijk niet goed te zien hoe enorm groot deze vogels zijn. Onze gids gaf de tip om te proberen ze samen met een meeuw op de foto te krijgen. Dat is hierboven gelukt, maar omdat de meeuw dichterbij was lijken ze ongeveer even groot.
Het eerste ei van een noordelijke koningsalbatros is hier in 1919 gevonden. Daarna heeft zich geleidelijk een kleine kolonie gevormd. Die sinds 1950 intensief wordt beschermd.
Elk jaar worden in Dunedin de klokken geluid als de eerste albatros terugkeert op Taiaroa Head.
Koningslepelaar
KoningslepelaarEr vlogen bij Taiaroa Head niet alleen albatrossen en meeuwen boven zee. Hierboven een koningslepelaar. De koningslepelaar is vrij recent aan een opmars in Nieuw-Zeeland begonnen.
De meeste aalscholvers die we hier zagen waren gevlekte aalscholvers, maar de vogel die hier vliegt is duidelijk een bonte aalscholver. Hij heeft een witte buik en is verder bijna helemaal zwart.
Op de rotsen zaten een heleboel gevlekte aalscholvers. De grijze rug is veel lichter dan bij vrijwel alle andere aalscholversoorten. Deze soort komt uitsluitend in Nieuw-Zeeland voor.
Hierboven het uitzicht bij het Royal Albatross Centre. Daarna moesten we weer een stukje rijden om bij het natuurgebied te komen dat de belangrijkste bestemming was van deze excursie. Onderweg bleek dat onze gids over buitengewoon goede ogen beschikte. Hij zag een uiltje dat verscholen zat in een boomstronk en in de verte een ijsvogel op een paaltje. Het is gelukt om ze op de foto te krijgen, maar de afstand was te groot om er iets moois van te maken.
Daarna zetten we koers naar het gedeelte van Otago Peninsula dat privébezit is van van het bedrijf dat de excursies hier organiseert. De enige manier om er te komen is via zo'n excursie. Meest bijzondere aspect van deze excursie is dat je een grote kans hebt om de zeldzame geeloogpinguïn te zien. De rit eindigde boven aan een klif tussen een massa schapen.
Nieuw-Zeelandse zeeberen
Van het eindpunt van de weg was het maar een paar minuten lopen naar het uitkijkpunt op de rotsen waar veel zeeberen lagen. Het was voor ons de vierde kolonie van deze reis, maar zeker niet de minste. Er zaten veel beesten en je stond er relatief dichtbij.
De jonge zeebeertjes ravotten in kleine poeltjes waar ze weinig gevaar lopen. Deze plekken binnen de kolonie zijn een soort crèche voor de kleintjes.
Tussen de zeeberen zaten ook een aantal jonge kelpmeeuwen. De kelpmeeuw lijkt op de op het noordelijk halfrond levende kleine mantelmeeuwen. Ze lijken nog totaal niet op de volwassen meeuwen die zwart-wit zijn en een gele snavel met rode punt hebben.
In Nieuw-Zeeland wordt de kelpmeeuw Karoro genoemd.
In het water dreven grote slierten zeewier. Het is een bruinwier met de naam durvillaea antarctica. Een echte Nederlandse naam heb ik niet kunnen vinden. Het is de meest voorkomende soort wier in dit gebied.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten